Na de lagere school doorloopen te hebben begon hij zijn werk als loopjongen bij de fa. Adr. van Doorn te Den Bosch. Daarna als fietsjongen bij de firma Mooren-Rabben (Poierrie), Verwersstraat 44, Den Bosch en vandaar naar de fa. v.d. Thillaert, Zuid Willemsvaart, als magazijnbediende in levensmiddelen. In mei 1943 kreeg hij van het Gewestelijk Arbeidsbureau opdracht, dat hij te werk gesteld werd in Duitschland, waarvoor hij zich op 1 juni 1943 moest melden op het station te Den Bosch. Van daar uit met nog meer jongens naar Keulen gezonden. Enkele dagen later werd hij doorgezonden naar Würtzburg waar hij in een Lager kwam. Vier weken later naar Koblenz. Daar werd hij ingezet, als toegevoegd stuurman, bij de fa. G. Collee. Daar voer hij van Koblenz naar Neuwied v.v., een dagelijksche dienst, hetgeen voor hem niet gemakkelijk was, daar hij geen schipper was. In begin augustus 1944 kreeg ik het droevig bericht van een Hollander Jan Nelissen (mij onbekend), dat mijn zoon te Rheinbroll uit den Rijn was gehaald en dat hij zijn baas te Koblenz van het gebeurde in kennis had gesteld. Ik kreeg bericht, dat mijn zoom een slachtoffer van den Rijn geworden was en op 21 juli 1944 om 15.45 uur op onverklaarbare wijze te water moet zijn geraakt op 15 meter van de wal te Neuwied. Na drie dagen is hij 15 km verder te Rheinbroll aan wal gehaald, waar hij op 26 juli 1944 met katholieke eer te Rheinbroll ter aarde is besteld op de R.K. begraafplaats. Dat hij ruste in vrede. w/g M. v.d. Velden |
René Kok, 'Wegens bijzondere omstandigheden...' : 's-Hertogenbosch in bezettingstijd 1940-1944 (2008) 378-379